Het Amsterdams Historisch Museum (nu Amsterdam Museum) is geïnteresseerd om aan dit project, voordat het in het Archief zal verdwijnen, een tentoonstelling te wijden. Of beter gezegd om het onderdeel te laten zijn van een tentoonstelling over de stadsuitbreidingen aan het einde van de 19e eeuw. Op dat moment barst Amsterdam binnen de stadswallen uit zijn voegen en is de woonsituatie van de arbeidende klasse, vaak woonachtig in benauwde kelderwoningen, rampzalig.
Op het museum wordt er flink onderzoek gedaan en er worden veel aspecten van het dagelijkse leven en het wonen aan het einde van de 19e eeuw in de Da Costabuurt in kaart gebracht. Een belangrijk onderdeel is het pand Da Costastraat 123.
Van alle etages wordt uitgezocht we hier hebben gewoond hoeveel volwassenen en hoeveel kinderen. Zo woonden er bijvoorbeeld in 1884 in totaal 14 volwassenen en 23 kinderen in dit ene pand! Ook wordt een enquête gehouden onder bewoners die er de afgelopen 10-20 jaar in een vergelijkbare woning in deze buurt hebben gewoond. Hen wordt gevraagd naar herinneringen en ervaringen, ook deze zijn onderdeel van de expositie.
Annemarie de Wildt, curator van het museum, zoekt uit en geeft leiding aan verschillende medewerkers om gezamenlijk tot een expositie te komen. Mij wordt gevraagd om de vormgeving van de gehele tentoonstelling te doen en om het affiche en de uitnodiging te ontwerpen. De schrijver Nicolaas Matsier doet de opening en tevens verschijnt er van zijn hand een groot artikel in de Volkskrant van . . . [nog opzoeken].
Samenwerking van de historische musea van Amsterdam, Den Haag en Rotterdam
Het toeval wil dat juist in die periode de drie historische musea in de steden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam soort van samenwerking zijn aangegaan om te zien of zij gemeenschappelijk historisch interessante projecten op kunnen zetten. René Kistemaker coördineert dit vanuit het Amsterdams Historisch Museum, Michiel van der Mast vanuit het Haags Historisch Museum en Peter Grimm vanuit het Historisch Museum Rotterdam. Zó ontstaat het plan om als pilot vergelijkbare vloerfrottages te maken in Den Haag en Rotterdam van voor iedere stad kenmerkende arbeiderswoningen uit het vierde kwart van de 19e eeuw. Dus naast de rug-aan-rugwoning in Amsterdam, een kleine woning die bestaat uit een begane grond plus een zoldertje, typisch Haags en in Rotterdam zijn de voor-tussen-achter-woning meer gebruikelijk. Het is een zoektocht naar gelden en subsidies. Dat is allemaal gelukt en ook de realisatie van deze vloerfrottages.
[link DH & link R’dam]
Ook deze zijn inmiddels, na geëxposeerd te zijn geweest, opgenomen in historische collecties.
Het is helaas niet gelukt om de vloerfrottages van de drie varianten samen op één locatie tentoon te stellen, zodat een vergelijking goed mogelijk is. Wellicht wel over 100-200 jaar? :-)